Materiaal en oefeningen

 

1. Het filosofisch gesprek. De basis. (LannooCampus + ISVW 2020)

In de zomer 2020 verscheen ‘Het filosofisch gesprek’ waarin Kristof de basis uitlegt van goede (filosofische) gespreksvoering. Je vindt alle info HIER.

HIER kan je de online boekpresentatie herbekijken. Kristof geeft er een beknopt overzicht over wat er in het boek staat! 

2. Omgaan met controverses in een (klas)groep

In 2017 schreef Kristof Van Rossem samen met zijn studenten het boekje Leerling of bekeerling. Radicalisering bespreken in de klas (2017) Leuven : Acco.

Wil je een webinar herbekijken over ‘hoe omgaan met controversiële thema’s in de klas’? KLIK HIER !

 

3. Startvragen voor een socratisch gesprek

Als je op de titel klikt, vind je een lijstje met vragen waarmee je meteen een socratisch gesprek mee kan aanvatten. Met dank aan Hans Bolten.

4. Sorteeroefening

Dit is een oefening die zich ertoe leent om met een grote groep te doen. Het is een oefening waarin deelnemers leren reflecteren zonder dat hier (in eerste instantie) een groepsgesprek voor nodig is. Daarom is het ook geschikt voor beginnende gespreksleiders. 

De oefening verscheen in Kessels, J. – Ruiter, J.E. e.a. (2022) Hoog Spel. Leusden : ISVW 

Je vindt de oefening hier: Sorteeroefening

5. Oefening – Socratisch gesprek op basis van een gezamenlijke hier-en-nu ervaring 

Vaak gaat een socratisch gesprek over een verhaal van een deelnemer uit het recente verleden. Dat verhaal wordt dan ingebracht in de groep en functioneert als referentie van de bewering die de cliënt hierover heeft in termen van een bepaalde vraag of kwestie. Maar je kan ook een socratisch gesprek doen over een gezamenlijke hier-en-nu ervaring. In bijlage lees je hoe je een samenwerkingsoefening (een blokkentoren maken) kan doen als opstart van een socratisch gesprek.  

De oefening verscheen in Kessels, J. – Ruiter, J.E. e.a. (red.) (2022) Hoog Spel. Leusden : ISVW, p.90-95.

Je vindt de oefening hier: http://socratischgesprek.be/wp-content/uploads/2022/08/hierennuSG.pdf

6. Oefening – “Wat is dit”? 

 Doelstellingen :

De deelnemers :

  1. kunnen/durven een standpunt innemen
  2. concretiseren hun algemene bevindingen
  3. leveren argumenten aan voor hun standpunt
  4. geven het onderzoek naar de vraag waarover ze het hebben niet op
  5. kunnen herhalen wat ze zelf hebben gezegd en wat anderen hebben gezegd

Korte werkvorm (duur ongeveer 20 minuten, met een groep van min. 4 max 12 personen)

  1. De begeleider neemt een object naar keuze dat er een beetje ‘problematisch’ uitziet
  2. De begeleider plaats het object in het midden van de groep en geeft de opdracht mee :‘Tracht een gezamenlijk antwoord te vinden op de vraag : “Wat is dit?” je krijgt hiervoor 10minuten tijd’.
  3. Gedurende het gesprek :
    1. Doet de begeleider niets (voor beginners)
    2. Stuurt de begeleider op de bovenstaande items (voor gevorderden)
  4. Na exact 10 minuten legt de begeleider het gesprek stil en vraagt aan iedere deelnemer apart wat nu het antwoord is op de vraag. Hij stelt vast of dit antwoord gezamenlijk is of niet.
  1. De begeleider nodigt iedereen uit om voor zichzelf op te schrijven wat ze hebben gedaan in het licht van bovenstaande 5 doelstellingen. Je kan ook vragen om dit voor elkaar op te schrijven.
  2. In een nagesprek wordt onderzocht waarom sommigen op sommige doelstellingen (niet) goed scoren.

7. Oefening ‘de argumenten wegen’

Dit is een oefening die je in de klas kan doen met leerlingen.

Vraag de oefening “De argumenten wegen” aan

 

 



 

8. De grot van Plato – oefening

 

Inleiding

De oefening is genoemd naar ‘de grot van Plato’. In dit beroemd verhaal, geciteerd in De Staat, vertelt Plato hoe Socrates zijn gesprekspartners ‘bevrijd’ uit de vermeende kennis. Die vermeende kennis over de werkelijkheid komt tot stand door ononderzochte oordelen van mensen over hun waarnemingen. Socrates haalt mensen volgens dit verhaal uit de ‘oppervlakkigheid’ van oordelen over de uiterlijke werkelijkheid (vb. “Dat schilderij is mooi”) om op onderzoek te gaan naar de achterliggende begrippen, aannames in de innerlijke werkelijkheid van elk individu.

In deze oefening werk je met één begeleider en één cliënt. De gespreksleider mag de gesprekspartner enkel vragen stellen. Hij/zij mag geen bevestigende interventies doen als hummen, knikken, parafraseren etc. Hij/zij bewaart de empatische nulstand, de socratische houding.

De gespreksleider stuurt in zijn vraagstelling de partner van een beschrijving van de ervaring (in de feitelijke werkelijkheid buiten hem of haar) tot een eigen oordeel over de gebeurtenis. Nadat hij dit heeft bereikt, stuurt hij/zij via louter vraagstelling verder tot hij de partner brengt tot het reflecteren over dit oordeel. Het doel van de oefening is dat de gesprekspartner zich afvraagt : 1. Wat vind ik nu van mijn ervaring (in het kort)? 2. Welke redenen heb ik nu om dit te vinden?

Belangrijk : de onderstaande vragen zijn niet bepalend noch richtinggevend. In elke situatie moet de vraagsteller zelf de vragen zoeken die op dat moment de juiste zijn. Onderstaand lijstje is er enkel om aan te geven welke soort vragen je stelt om iets te bereiken. Ze geven mogelijk houvast bij het uit elkaar halen van de verschillende niveau’s en bij de sturing in het gesprek.

 

Oefening

1. Vragen naar de feitelijke ervaring :

  • –  Wat is er precies gebeurd?
  • –  Wie was er bij betrokken?
  • –  Wanneer gebeurde dat precies?
  • –  Hoe heeft hij/zij dat aangepakt?
  • –  Hoe lang duurde het?
  • –  Hoe reageerden de anderen?
  • –  ………

2. Vragen naar de eigen beleving, de waarneming van de feitelijke ervaring

  • –  Wat riep dat bij je op?
  • –  Wat ging er door je heen op dat moment?
  • –  Wat zag je allemaal?
  • –  Wat dacht/voelde je toen?
  • –  Hoe voel je je hier nu bij?
  • –  …………..

3. Vragen naar de opvatting over die beleving

  • –  Wat vind je hier nu van?
  • –  Wat is in al wat je nu zegt nu de kern?
  • –  Kan je dat in één zin wat scherper zeggen (+ zonder ‘ik vind’ er aan toe te voegen)?
  • –  Over welk moment in je ervaring gaat die opvatting?
  • –  Wie zijn de Xen in je opvatting en wanneer speelt zich dat af?
  • –  …………..

4. Vragen naar de argumenten

  • –  Waarom vind je wat je vindt?
  • –  Welke argumenten heb je voor deze opvatting?
  • –  Waarom is het waar wat je zegt?
  • –  Heb je ook een ander voorbeeld dat illustreert wat je vindt?
  • –  ……………….

5. Verdere onderzoeksvragen

  • –  Is je redenering geldig? Waarom?
  • –  Zijn je argumenten waar? Hoezo?
  • –  Klopt het dat het om die redenen zo is?
  • –  Met welke waarden en principes heeft dit te maken?
  • –  Welke waarden en/of principes zitten achter je argumenten?
  • –  Waar ga je van uit als je dat zegt?
  • –  ……………….
     

 

Vraag de oefening “Grot van Plato – variant muzikale stoel” aan

 




9. Stappenplan voor Socratisch Moreel Beraad

 
Vraag het stappenplan Moreel Beraad aan!

 

 

 

 
 

 

10. Was de pimpelmees boos op de ruit?

 
Dit is een filmpje gemaakt door Hannes, ooit student landschapsarchitectuur in Gent. We deden een socratische oefening waarbij de opdracht was om een film te maken van een paar minuten max. van een dier (in de stad) met de focus op een merkwaardig gedrag. De opdracht was vervolgens om de opvatting over dat gedrag te verwoorden en hier argumenten voor te verwoorden. Dan werden deze filmpjes vervolgens klassikaal besproken en de opvattingen werden genuanceerd en bevraagd. Het is een klassieke socratische oefening omdat het gaat over een gezamenlijk onderzoek naar de waarheid van een opvatting over de ervaring. Dit is zijn verhaal :
 
  • Op 13 april 2018 om 09:58 uur zag ik een pimpelmees opvliegen tegen een ruit, vervolgens hoorde ik getik op de ruit. Een pimpelmees pikte tegen een ruit. Ik zag hoe de vogel dit enkele malen per dag herhaalde en dit meerdere malen in de week.

Bewering :

  • Deze pimpelmees was boos op die ruit. Deze pimpelmees was boos op zijn spiegelbeeld dat hij zag in die ruit. De pimpelmees vloog op tegen het raam door het zien van zijn spiegelbeeld. De pimpelmees werd bozer en bozer hoe meer hij pikte en opvloog. Verdere uitleg :
  • De pimpelmees ziet zichzelf in de ruit. Hij ziet zijn eigen spiegelbeeld in de ruit. De pimpelmees wil geen indringers in zijn territorium hebben. Hij denkt dat zijn spiegelbeeld een andere pimpelmees, een indringer is. Hij wil hem verjagen maar dat kan in dit geval niet. De pimpelmees vliegt hierdoor de hele tijd tegen het raam aan en pikt op de ruit. Hoe meer hij tegen de ruit opvliegt en hoe meer hij pikt hoe meer zijn spiegelbeeld dit ook doet. De pimpelmees wordt hierdoor steeds bozer en agressiever. Dit kan naar verloop van tijd zorgen dat de pimpelmees gewond geraakt en zelfs dood gaat.

            Opdracht: Bekijk het filmpje en ga na of Hannes gelijk heeft of niet.

Phone: +32 473 71 58 35
Kokerijstraat 90
B 9310 Meldert